Column - Tamara Wolvers: waarom blijft het zo stil?

Bijna twintig jaar na haar dood klinkt haar naam nog steeds in mijn hoofd — en in dat van velen om mij heen. Tamara Wolvers was 28 toen ze op 12 juli 2006 met gruwelijk geweld werd omgebracht in het huis van haar ouders in Alphen aan den Rijn. Verstikking en messteken maakten een abrupt einde aan een leven vol toekomstplannen, onschuld en hoop. Haar dood schokte een gemeenschap en liet een litteken achter dat nooit is genezen.
Toch is het niet de moord zelf die me ’s nachts wakker houdt, maar de vraag: waarom blijft het zo stil?
In de jaren na haar dood kwam één man centraal als verdachte te staan — Jaco G., de ex-man van Tamara’s tante. Zijn dna werd aangetroffen op de badjas van Tamara, een spoor dat volgens velen richting hem wees. Het Openbaar Ministerie eiste zelfs 14,5 jaar gevangenisstraf, maar hij werd zowel door de rechtbank als het gerechtshof vrijgesproken. Volgens de rechters was niet vast te stellen dat het dna-spoor uit het moment van de moord zelf voortkwam. De hoogste rechter, de Hoge Raad, oordeelde in 2012 dat het bewijs destijds naar behoren was beoordeeld.
Voor de ouders van Tamara was dat een verslagen mokerslag. Ze verlieten de rechtszaal in tranen, overtuigd dat de persoon die zij verantwoordelijk hielden voor de moord, vrij bleef. De vrijspraak liet hen achter met een litteken dat dieper snijdt dan woorden kunnen vangen.
En nu, bijna twee decennia later, lijkt er eindelijk weer beweging in gekomen te zijn. Het Openbaar Ministerie zegt nieuw bewijs te hebben gevonden en heeft een verzoek tot herziening ten nadele ingediend bij de Hoge Raad — een procedure die sinds 2013 mogelijk is om een eerder vrijgesproken persoon opnieuw te vervolgen op basis van nieuw bewijs.
Maar áls dat waar is, waarom dan die stiltes? Geen periodieke updates, geen woorden van hoop of vooruitgang, geen richting. Nog steeds weten we vrijwel niets over wat dat “nieuw bewijs” precies is. Justitie zwijgt, en buitenstaanders blijven hangen in onzekerheid.
Het voelt alsof er een muur van bureaucratie en terughoudendheid tussen de zaak en de buitenwereld staat — een muur die van stilte een tweede straf heeft gemaakt. Niet alleen voor de ouders van Tamara, die al jaren leven in een staat van onafgemaakte pijn, maar voor ons allemaal, die geloven in transparantie en in het recht dat wél werkt.
We lezen over juridische stappen en technische herzieningsverzoeken, maar wat we niet horen is: waar staan we nu? Wat betekent dit voor de familie? Wat verwachten de rechters? En wanneer — áls — zal daar eindelijk duidelijkheid over komen?
In 2026 komt er hopelijk eindelijk gerechtigheid voor de ouders en familie van Tamara. Niet zomaar een symbool van gerechtigheid, maar een concreet moment waarop duidelijkheid en erkenning kan worden gegeven — waarin de stilte wordt doorbroken en antwoorden eindelijk worden uitgesproken. Dit vooruitzicht geeft hoop, maar het maakt de jarenlange stilte alleen maar zwaarder.
Waarom blijft het zo stil? Waarom moeten families zo lang wachten op een perspectief van gerechtigheid? Misschien komt het doordat het recht zorgvuldig moet zijn, misschien omdat procedures traag gaan. Maar voor wie lijden en verliezen ervaren hebben, voelt die stilte als een onnodige, verlengde marteling — een extra laag verdriet bovenop een tragedie die nooit had mogen gebeuren.
Ik hoop — ik hoop — dat 2026 het jaar is waarin we niet langer hoeven te vragen: waaróm het stil blijft, maar kunnen zeggen: er is duidelijkheid, er is gerechtigheid, en er is eindelijk rust. Voor Tamara, voor haar ouders, voor iedereen die haar mist — en voor iedereen die gelooft dat recht niet slechts een woord is, maar een daad.